Pieter Wijnsma
Economische theorieën zijn gebaseerd op het concept van een ‘goed’. Hoewel het hier om een morele categorie gaat, namelijk als iets waar waarde aan wordt toegekend, wordt het in de economische theorie in de regel gereduceerd tot iets dat verhandelbaar is. Een huis is verhandelbaar. Het thuis waar dat huis de materiële basis van vormt niet, zoals Arjo Klamer betoogt in ‘Doing the right thing’. Dat geldt, stelt hij, voor al hetgeen wij doorgaans als hoogste goederen in ons leven beschouwen: vriendschap, liefde, verbondenheid, waardering, spiritualiteit en dergelijke. Hij pleit voor een radicale heroriëntatie in ons denken ten aanzien van het concept van een goed en daarmee voor een veel bredere opvatting van wat ‘economie’ is: namelijk als de (studie van de) realisatie van wat van waarde is.
Dat omdenken van het concept ‘economie’ omvat ook een herziening van het gangbare onderscheid tussen twee soorten goederen: privaat en publiek. In deze opvatting zijn goederen altijd het eigendom van (een groep van) individuen of van de staat. Dat onderscheid is echter problematisch. Want van wie zijn bijvoorbeeld de assets van een stichting? Die vraag geldt ook voor goederen die steeds vaker als ‘commons’ worden betiteld. De term is ontleend aan de gedeelde weidegronden in het pre-industriële Engeland. In Nederland noemde men dit ‘de meent’. Die was ‘gemeengoed’ (commonwealth). Nobelprijswinnaar economie Elinor Ostrom rekent daar ook collectief beheerde visgronden, bossen en irrigatiesystemen toe. Je zou er ook de jachtgronden van allerlei inheemse volkeren onder kunnen scharen.
Het begrip commons heeft de afgelopen decennia een veel bredere betekenis gekregen. Zie bijvoorbeeld de mooie omschrijving van Jonathan Rowe in ‘Our Common Wealth’. Het omvat alles wat als een collectief goed beschouwd kan worden. Dus aarde, water en lucht, alle natuur, de diversiteit aan soorten, alles wat de natuur ons schenkt. Maar ook ons volledig culturele erfgoed, zoals taal, kennis, technologie, cultuur, instituties, schrift en internet. Deze goederen kenmerken zich doordat ze van ons allemaal zijn, voor zover er al van eigenaarschap gesproken kan worden. We hebben ze ontvangen van de natuur of onze voorouders en beheren ze voor al het leven dat na ons komt. We putten uit die commons en dragen eraan bij. Goed rentmeesterschap vereist dat die balans tenminste gelijk maar liefst positief is.
Dat geldt even zeer voor individuen als voor staten, stichtingen en bedrijven. Daarmee vervaagt, zo niet verdwijnt, het traditionele onderscheid tussen ideële en commerciële organisaties. Beide zijn evenzeer schatplichtig aan hun sociale en natuurlijke omgeving. En beide zijn dus ook in dezelfde mate medeverantwoordelijk voor het beheer van en de bijdrage aan de commons waaruit zij putten. Farmaceutische bedrijven verschillen daarin dus niet van zorginstellingen. In beide gevallen behoort de vraag naar het collectief goed, aan de realisatie waarvan zij een bijdrage trachten te leveren, voorop te staan. Het bestrijden van een pandemie is dan belangrijker dan het maken van zoveel mogelijk winst. En als ziekenhuis probeer je de problemen, die die pandemie oplevert, dus niet zoveel mogelijk af te wentelen op je ‘concullega’s’.
Bestuurders en interne toezichthouders dienen zich dus altijd rekenschap te geven van hun bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat is lang niet altijd gemakkelijk, omdat er legio spanningen kunnen optreden tussen het leveren van een bijdrage aan het collectieve goed en het korte termijn eigen belang van de organisatie of de aandeelhouders. Anderzijds dienen zich ook vele kansen aan om die bredere bijdrage wel te leveren als de blik in de top van de organisatie daar consequent op gericht is. Voor veel mogelijkheden voor verduurzaming bijvoorbeeld geldt dat het begint bij er simpelweg oog voor hebben. Regelmatig zal er echter ook een taai proces van cultuurverandering of een complete transformatie voor nodig zijn om de blik van de hele organisatie op dat grotere goed gericht te krijgen. Bijvoorbeeld bij een forse verschuiving van zorg binnen naar zorg buiten de muren van een zorginstelling of van zo goedkoop mogelijk naar zo duurzaam mogelijk bouwen. Soms is missiewerk van de top nodig, binnen en buiten de muren van de organisatie. Altijd begint het bij een heldere opvatting van de top over de aard van de bijdrage van die specifieke organisatie aan dat specifieke collectieve goed.